Friese trots
Terug naar Artikelen
Home
Friese trots...
Wie kent niet de Friese vlag met z'n blauwe en witte schuine banen
met daarin de rode 'pompeblêden'. De vlag die vooral ook bekend is
geworden door grote evenementen als de Elfstedentocht met namen als
Evert van Benthem en Henk Angenent, en de voetbalclub Heerenveen met
namen als Abe Lenstra en Foppe de Haan. En wie kent niet de beroemde
reclameslogan: It kin net (het gaat niet).
Dat Friezen meer dan gemiddeld trots zijn op hun vlag en hun taal mag
bekend worden verondersteld. De basis waardoor het Fries sinds 1956 als
tweede rijkstaal in de wet verankerd is, is gelegd door dichter,
schrijver, journalist en hoofdredacteur Fedde Schurer (1898-1968) op
'kneppelfreed' (16 november 1951). Op die vrijdag werd voor het paleis
van justitie een ware veldslag geleverd tussen de Nederlandssprekende
elite en de voornamelijk Friese jonge garde. De veldslag werd
uiteindelijk uiteen gedreven met waterkanonnen en gummiknuppels maar
was wel de aanzet van gunst naar recht voor het Fries.
De elitaire rechterlijke macht stond in die dagen niet toe dat in -
maar eigenlijk ook buiten - de rechtszaal Fries werd gebruikt. Maar
veel Friese inwoners spraken toen nog eenvoudig geen andere taal dan
het Fries. Personen die de eigen verdediging in het Fries wilden (lees:
moesten) voeren werden door de rechtbank alleen al op hun taalgebruik
minachtend afgerekend. Toen Fedde Schurer hier als hoofdredacteur op
zijn beurt heftig tegen ageerde sloeg de vlam in de pan.
Vorig jaar (2011) was het precies zestig jaar geleden dat
'kneppelfreed' plaatsvond. In de zestig dagen voorafgaand aan 16
november zijn in zestig Friese plaatsen telkens zestig vlaggen
opgehangen met op ieder van de 3600 vlaggen een Friese spreuk, gezegde
of een lyrische tekst. Op deze wijze wilde de 'Ried fan de Fryske
Beweging' kneppelfreed herdenken en stilstaan bij de wenselijkheid van
het gebruik van kleine talen, niet alleen van het Fries.
Naast het in eerste aanleg ietwat terughoudend karakter zijn veel
Friezen meer nog dan andere sprekers van kleine talen trots op hun taal
en zullen die overal waar het maar enigzins kan gebruiken en uitdragen,
ook naar de overheid toe en tot in de rechtszaal (in Friesland).
Wereldwijd wordt het aantal Friessprekenden momenteel (2010) tussen de
drie- en vierhonderdduizend geschat. In allerlei plaatsen, zowel in
Utrecht, Den Haag en Amersfoort maar ook in Cannada, Nieuw-Zeeland en
Australië zijn z.g. 'Fryske Krites'. Dit zijn feestelijke bijeenkomsten
van Friezen 'om útens' (buiten Friesland) die een of meerdere keren per
jaar samenkomen om samen trots (grutsk) te zijn op hun Friese afkomst.
Het Fries bekommert zich overigens al lang niet meer alleen om de eigen
kleine taal maar neemt ook andere kleine talen, zoals het Stadsfries,
het Bildts en het Stellingwerfs (Nedersaksisch) graag op sleeptouw in
hun streven de kleine talen in ere te houden, te gebruiken en trots op
te zijn. De slogan die aan de herdenking werd gekoppeld 'Net kneppelje
mar keppelje' (Niet knuppelen maar koppelen) geeft precies weer wat de
trotse Friezen willen: samenwerking van verschillende kleine talen.
Voor de meeste 'westerlingen' is taal geen dagelijkse gespreksstof maar
in de Friese media gaat het iedere dag wel over taal en meertaligheid.
De Friestalige Wikipedia kent momenteel bijna 25.000 artikelen! Ter
vergelijking: het Nederlands ruim een miljoen artikelen, het Limburgs
bijna 7.000, het Nedersaksisch bijna 5.000 en het Zeeuws ruim 2.500.
Een Fries is trouwens niet alleen trots op zijn taal maar op zijn
totaal Fries-zijn. De fiere houding, de werklust, zijn ja is ja en nee
is nee, een afspraak om tien uur is een afspraak om tien uur. Zomaar
een paar - weliswaar gegeneraliseerde - kenmerken waar een Fries vooral
ook trots op is! En vergeet ook niet de Fries-eigen sporten zoals
skûtsjesilen, keatsen en fierljeppen.
We lezen vandaag de dag vaak op internetfora en commentaren bij
krantenartikelen dat veel mensen zich af en toe schamen Nederlander te
zijn. Zo niet de Fries. Een Fries voelt zich op de eerste plaats een
Fries en pas daarna een Nederlander (Hollander).
© Piet/er Bult